p een eiland langs de westkust woonde een oude visserman met zijn jonge dochter. De man had macht over de watergeesten en hij leerde zijn dochter de spreuken om ook macht over hen te krijgen.
Op een dag spoelde een boot op het strand aan. In de boot lag een knappe jonge man; bewusteloos, drijfnat en verkleumd van de kou. De oude visserman nam hem mee naar zijn huis zodat hij daar kon opknappen. Eileen, zijn dochter, verpleegde hem. Eileen en de man, Dermot genaamd, werden al snel verliefd. Hij vertelde haar over zijn mooie huis op het vasteland — ze zou er alles hebben wat haar hartje begeerde, van zijden kleding tot gouden muntstukken. Weldra besloten ze met elkaar te trouwen.
Een dag voor de bruiloft zei Dermot dat hij terug naar het vasteland zou gaan om zijn vrienden en kennissen op te halen voor het feest. Eileen huilde en smeekte hem niet te gaan, of om haar op zijn minst mee te nemen. Ze had het gevoel dat er gevaar op komst was; haar macht over de watergeesten zou hen kunnen beschermen. Maar ze kon Dermot niet vertellen over de geheime spreuken, anders zou ze haar krachten verliezen.
Dermot lachte en maakte grappen over haar bezorgdheid. Was het immers niet een mooie dag met goed uitzicht op zee? Hij zette de boot van de oever af, bereikte veilig het vasteland, vulde de boot met vrienden en familie en keerde weer terug naar het eiland. De reis verliep voorspoedig totdat het eiland in zicht kwam. Een stevige windstoot sloeg de boot tegen een grote rots, de boot brak in stukken en iedereen verdronk.
Terwijl Eileen op het strand stond hoorde ze het geschreeuw van de verdrinkende mensen, maar ze kon hen niet helpen. Ze was diep bedroefd om het verlies van haar geliefde. Het dodenlied welk ze voor hem in het Iers-Gaelisch zong was zo ongekend treurig dat het sindsdien bewaard is gebleven. Eileen zakte van intens verdriet in elkaar en overleed. De oude visserman, haar vader, verdween. Sindsdien heeft niemand zich meer op het eiland begeven. Haar geest zou er ronddwalen en haar lied zou er op onrustige nachten nog steeds te horen zijn.
Een letterlijke vertaling van het dodenlied:
“Ik, maagd en weduwe, rouw om mijn minnaar.
Nooit meer zal hij mijn lippen kussen;
De koude golf is zijn bruidsbed,
De koude golf is zijn bruidssluier.
O lief, mijn liefste, had me toch meegenomen
Mijn spreuken zouden bescherming hebben geboden.
Want sterk was mijn macht over de golven en wind,
De geesten van het kwaad zouden me gevreesd hebben.
O lief, mijn liefste, ik zal je opzoeken in de hemel.
Ik zal God vragen om je gezicht te mogen zien.
Als de engelen me mijn minnaar terug geven,
Zal ik de Almachtige op Zijn troon vergeven.”