p een winterse avond zat een jonge vrouw op de bank uit te rusten van al het werk wat ze die dag verricht had. Haar kat Mimi lag naast haar op de bank te knorren. Toen ze haast in slaap sukkelde, kwam ineens haar man Maurice binnengestormd: “Ellis! Wie is Mimi Drommels?” Ellis en de kat zaten ineens klaarwakker overeind en keken hem verbaasd aan.
“Hoezo? Wat is er aan de hand?” vroeg Ellis, “En waarom wil je weten wie Mimi Drommels is?”
“Oh, ik heb zoiets geks meegemaakt! Ik was op het kerkhof om een vriend te helpen bij het onderhoud van zijn familiegraf. Toen ik even zat te rusten ben ik kennelijk even weg gesukkeld. Ik schrok ineens wakker bij het horen van een kat zijn gemiauw.”
“Miauw!”, zei Mimi alsof ze antwoordde.
“Ja, precies zo! Dus ik keek om me heen en wat denk je wat ik zag?”
“Hoe moet ik dat nou weten?” zei Ellis.
“Juist! Negen katten, allen zoals ons vriendje Mimi hier, bruin gestreept en met een witte vlek onder hun kin. En wat denk je wat ze droegen? Juist! Een kleine kist, bedekt met een zwart kleed, waarop een gouden kroontje stond. En… en… bij iedere derde stap die ze namen, klonken ze allen tezamen: Miauw …”
“Miauw!”, zei Mimi weer.
“Ja, precies zo!” vervolgde Maurice, “Ze kwamen onze kant opgelopen en naarmate ze dichterbij kwamen kon ik ze steeds beter zien. Hun ogen straalden met een groenig licht. Acht van hen droegen de kist en de grootste kat liep statig voorop … maar zie Mimi nou, hoe ze me aankijkt. Je zou haast denken dat hij begrijpt waar ik het over heb.”
“Vertel verder, vertel verder!” zei Ellis, “Let maar niet op Mimi.”
“Nou ja, ze kwamen dus langzaam en plechtig mijn kant opgelopen, en bij iedere derde stap klonken ze allen tezamen: Miauw …”
“Miauw!”, zei Mimi weer.
“Ja, precies zo, totdat ze aankwamen bij het graf tegenover ons. Ze stonden stil en keken me recht aan. Ik voelde me ongemakkelijk, heel ongemakkelijk! Maar zie Mimi; hij kijkt me net zo aan als zij deden.”
“Vertel verder!” zei Ellis weer, “Let nou maar niet op Mimi.”
“Waar was ik gebleven? O ja, ze stonden stil en keken me aan. De kat die voorop liep kwam statig naar me toegelopen, keek me recht in de ogen aan, en zei: ‘Zeg tegen Mimi Drommels dat Nikki Deksels is overleden.’ En dat is waarom ik je vroeg wie Mimi Drommels is. Hoe kan ik het vertellen als ik niet eens weet wie het is?”
“Kijk naar Mimi, kijk naar Mimi!” riep Ellis.
En hoe Maurice keek! De ogen van Mimi werden groter en groter terwijl ze hem aanstaarden, totdat Mimi uiteindelijk riep: “Wat?! Is die oude Nikki dood?! Dan ben ik nu eindelijk koning!” Mimi raasde als een dolle in het rond en er klonk een luid gesneuvel van porselein en glaswerk. Mimi snelde naar buiten en werd daarna nooit meer gezien.
Ellis dacht dat Maurice stiekem naar de kroeg was geweest en nu dronkenmanspraat liep te verkondigen. Ze geloofde er niets van en was boos dat ze nu wéér aan het poetsen moest. Ze beschreef haar beklag op Facebook, maar niemand leek te begrijpen wat er echt aan de hand was — op een enkele zot na, die in fabeltjes geloofde. Gniffel.