oewel Mimi, de kat uit mijn steunbetuiging aan Ellis, duidelijk nobele motieven had, bestaan er ook katten met ronduit ondeugende of zelfs kwaadaardige bedoelingen. Het betreft dan vaak demonen of heksen die de gedaante van een kat hebben aangenomen. Zo kunnen ze gemakkelijk een huis binnenkomen en alles bespieden.
Ellis, het eerder beschreven vrouwmens van Mimi, was getrouwd met Maurice. Hij ging graag vissen en had daarbij zoveel geluk dat ze altijd voldoende vis op voorraad hadden. Maar tot haar grote ergernis had Ellis ontdekt dat er ’s avonds laat regelmatig een grote kat naar de voorraadkast kwam om daar al de beste vis te verslinden. Ellis had een dikke stok klaarstaan en was vastbesloten om de boel nauwlettend in de gaten te houden.
Toen ze op een dag gezellig met een vriendin koffie zat te drinken, werd het plots heel donker binnenshuis. De deur sloeg hard open, zo hard alsof er een storm heerste. Er kwam een grote, donkergekleurde kat naar binnen gelopen. De kat liep kalmpjes door de woonkamer naar de keuken, draaide zich om en gromde naar Ellis en haar vriendin.
“Als dat de duivel niet is!” riep de vriendin angstig.
“Ik zal je leren mij uit te schelden!” snauwde de kat. Hij sprong bovenop haar en krabde haar armen tot bloedens toe open. “Zo, opdat je de volgende keer beleefder zult zijn wanneer er een nette, verfijnde, slimme, knappe heer op bezoek komt!” De kat liep naar de deur en sloot hem af, zodat niemand naar buiten kon. De vriendin leek immers wanhopig weg te willen komen; ze huilde erop los van de angst en pijn.
Op dat moment kwam er een man langs gelopen. Toen hij het huilen hoorde, beukte hij de deur open en probeerde hij naar binnen te komen. Maar de grote kat zat op de drempel en liet niemand passeren. De man viel de kat aan met zijn wandelstok en gaf hem een flinke oplawaai. De kat stond echter zijn mannetje in het gevecht. Hij vloog de man aan en krabde zijn gezicht en handen zo erg dat de man zich al snel weer uit de voeten maakte.
“En dan is het nu tijd voor mijn avondeten!” zei de kat terwijl hij de voorraad vis bekeek. “Ik hoop dat de vis goed is vandaag. Stoor me niet en maak je maar niet druk, ik help mezelf wel.” En zo begon hij de beste vis uit de voorraadkast te verslinden, onderwijl hij zo nu en dan naar Ellis en haar vriendin gromde.
“Scheer je weg, jij verdorven beest!” schreeuwde Ellis. Ze pakte haar stok en sloeg hard op de kat in. Zo hard dat het zijn rug zou breken, maar ja, het was een duivel… “Uit die kast! Geen vis meer voor jou!”
De kat grinnikte enkel maar en ging onverstoord door met het verscheuren en verslinden van al die heerlijke vis. De stokslagen hadden hem duidelijk niet gedeerd. Nu begonnen beiden vrouwen op hem in te slaan; hard genoeg om de kat te doden. De kat keek hen woest aan en begon te blazen. Hij maakte een sprong en krabde hun handen en armen tot bloedens toe open. En zo renden de twee bange vrouwen al krijsende het huis uit.
Maar Ellis kwam al snel weer terug met een flesje wijwater. Ze keek naar binnen en zag de kat nog steeds de vis verslinden alsof er niets aan de hand was. Ze kroop stilletjes naar binnen en gooide het wijwater over de kat. Zo het wijwater op de kat viel, zo vulde de ruimte zich met een dikke, zwarte rook. Ellis zag geen hand voor ogen, maar zag wel de twee rode ogen van de kat; ze brandden als hete kolen. De rook werd langzaam minder en het lichaam van de kat brandde langzaam weg. Er bleef niets meer van over dan een hoopje zwarte as — zo zwart als maar zijn kan.
Ellis wist uit oude verhalen dat de kat, of althans de zwarte as die er nog van over was, diep onder de grond begraven moest worden. Aangezien haar tuin er niet geschikt voor was, besloot ze haar man Maurice te vragen om de as bij de boerderij van zijn ouders te begraven. Toen Maurice klaar met graven was en hij de zwarte as wilde uitstrooien, liepen hem plots de koude rillingen over het lijf. Hij herinnerde zich het mysterie rondom Mimi en de zeven katten op het kerkhof; zoals beschreven in mijn steunbetuiging aan Ellis. Het waaide die dag net zo hard als nu. Maurice strooide snel de as uit, dichtte het gat en maakte dat hij er snel wegkwam, voordat het nog harder zou gaan waaien.
Sinds die dag is er geen vis meer verdwenen uit de voorraadkast van Ellis en Maurice.
De telefoon rinkelde:
“Ja hallo, met Ellis.”
“Hallo lieverd, je schoonmoeder hier. We hebben vanavond mensen te gast. Ik wilde een diner voor ze bereiden, maar heel de voorraad vis is ineens spoorloos verdwenen. Heb je nog wat vis voor ons over?”
” … “